słownik polsko - niderlandzki

język polski - Nederlands, Vlaams

okazja po niderlandzku:

1. gelegenheid gelegenheid


De gelegenheid maakt de dief.
De Canadese Dankzeggingsdag en de Columbusdag in de Verenigde Staten van Amerika vallen samen, daarom maken Esperantosprekers uit beide landen van de gelegenheid gebruik om een internationale bijeenkomst te hebben.

Niderlandzkie słowo "okazja" (gelegenheid) występuje w zestawach:

Aan de slag. Graag wil ik soliciteren.
Rozmowa o pracę

2. de gelegenheid de gelegenheid



Niderlandzkie słowo "okazja" (de gelegenheid) występuje w zestawach:

Taalcompleet 6-Opleiding
frazeologia i paremiologia
Holenderskie słówka II
Lekcja 25-26

3. kans


Ze waren al zes maand aan het oefenen in hun garage, toen ze plots de kans kregen een geluidsopname te maken in een studio.
Hij had een kans om te genezen.
Iedereen verdient een tweede kans.
Er is een kans dat kraanwater giftige stoffen bevat zoals chloor en lood.
Ik had nooit begrepen waarvoor de eeuwigheid nuttig kon zijn. Ze is nuttig om ons de kans te geven Duits te leren.
De kans dat hij op tijd aankomt is klein.
Er is een kans dat hij met vrucht door het examen geraakt.
Er bestaat geen enkele kans.
Geef de vrede een kans.
In een schip zitten is in de gevangenis zitten, met de kans op verdrinken.
Ik heb nog niet de kans gehad mij aan haar voor te stellen.
Een machinevertaalsysteem, dat een tussentaal gebruikt, waarin de woorden zoveel mogelijk éénduidig zijn, heeft meer kans op slagen.
Je krijgt nooit een tweede kans om een eerste indruk te maken.
Het spijt mij dat ik de kans gemist heb haar te ontmoeten.
De kans op promotie is klein in dit bedrijf.

Niderlandzkie słowo "okazja" (kans) występuje w zestawach:

Słówka holenderskie IV