słownik polsko - niderlandzki

język polski - Nederlands, Vlaams

naprawiać po niderlandzku:

1. repareren repareren


Ik kan de computer niet repareren.
Ik heb mijn computer laten repareren.
Ik moet het repareren.
Ik moet mijn fiets repareren.
Ik liet mijn zoon de deur repareren.
Mijn computer is kapot en ik moet hem laten repareren.
Ik wil deze klok repareren.
Ik liet mijn broer mijn fiets repareren.

Niderlandzkie słowo "naprawiać" (repareren) występuje w zestawach:

10/3 Dat is levensgevaarlijk!
PZJN toets 2

2. herstellen herstellen


Wilt u de auto herstellen?
Het opknappen, renoveren en herstellen van gebouw.
Het heeft mij veel tijd gekost om te herstellen van mijn longontsteking.
Ik zal de auto maar kopen als ze eerst de remmen herstellen.
Ik heb mijn fiets ingeleverd om te herstellen.
Laat het herstellen alstublieft.
Hopelijk zult ge rap herstellen van uw ziekte.
Waar kan men mijn horloge herstellen?
Tom weet hoe computers te herstellen.
Kan je die lekke band nu herstellen?

Niderlandzkie słowo "naprawiać" (herstellen) występuje w zestawach:

500 czasowników po niderlandzku 1 - 50